FAQ zelfstandige vroedvrouw

Attesteren van verstrekkingen

Wat moet u vermelden in het vakje "KB 15.07.2002" in geval van de derdebetalersregeling?

In dit vakje moet u het volgende vermelden:

•       "Ja": indien u het persoonlijk aandeel (remgeld) volledig opeist

•       "Neen": indien u het persoonlijk aandeel (remgeld) niet opeist

•       "het bedrag van de opgeëiste honoraria": bv. indien u enkel een deel van het persoonlijk aandeel (remgeld) opeist.

Op basis van de informatie vermeld in het vakje "KB 15.07.2002” zal het ziekenfonds van de patiënt correct het persoonlijk aandeel (remgeld) opnemen in de MAF(maximumfactuur)-teller van de betrokken patiënt.

Update: 20/12/2016

 

Welk bedrag moet vermeld worden op het deel ‘ontvangstbewijs’ in geval van de derdebetalersregeling?

Het ontvangen bedrag omvat het totaalbedrag dat door de patiënt is betaald, contant of via bankkaart, volledig of gedeeltelijk:

•       van de honoraria

•       van de persoonlijke aandelen ( remgelden)

•       van de supplementen

In het kader van de derdebetalersregeling wordt enkel het daadwerkelijk door de patiënt betaald bedrag vermeld, ook al is dat gelijk aan "0", en niet het bedrag van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering die rechtstreeks door het ziekenfonds ten laste genomen zal worden.

(Antwoord van het RIZIV - contactpunt "Attesteren van verstrekkingen" op 13/12/2016)

Update: 20/12/2016

Moeten op het deel ‘ontvangstbewijs’ ook de verplaatsings-, dossier- en administratiekosten die aan de patiënt worden aangerekend vermeld worden?

Geconventioneerde vroedvrouwen

Volgens artikel 35, §4 van de ‘Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994’ mogen geconventioneerde  zorgverleners geen verplaatsings-, dossier- en/of administratiekosten aanrekenen, aangezien het honorarium al alle kosten dekt die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn aan de uitvoering van de vergoedbare verstrekkingen.

Deze bepaling stelt namelijk het volgende:

“§ 4. Behoudens een andersluidende bepaling in of krachtens deze wet dekken de honoraria alle kosten die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn aan de uitvoering van de in artikel 34 bedoelde verstrekkingen.”

De bedoeling is om, naar het voorbeeld van wat is voorzien in de wet betreffende de ziekenhuizen,  uitdrukkelijk te herinneren aan het principe dat onder meer verplaatsingskosten,  personeelskosten, kosten verbonden aan gebruik van lokalen, kosten van aanschaffing, vernieuwing, grote herstellingen en onderhoud van de benodigde uitrusting, kosten van materiaal en medische verbruiksgoederen evenals administratieve kosten en kosten verbonden aan de uitreiking van documenten voorzien door of krachtens de wet, inbegrepen zijn in de tarieven die de verplichte verzekering voor de geneeskundige verstrekkingen vaststelt, behoudens uitzonderingen voorzien door of krachtens de wet.

De Nationale overeenkomst tussen de vroedvrouwen en de verzekeringstellingen voorziet echter de mogelijkheid om verplaatsingskosten aan te rekenen:

“Art. 5. § 1. Een tussenkomst wordt toegekend voor de verplaatsingen bij de rechthebbende thuis in het raam van de prenatale zittingen in geval van een risicozwangerschap (verstrekkingen 422870 en 422892). Deze tussenkomst wordt berekend per bezoek naar rata van 0,15 V per km (pseudocodenummer 422973), op grond van de reële afstand, die evenwel wordt beperkt tot twee keer dertig km (heen en terug), tussen de werkelijke woonplaats van de vroedvrouw en die van de rechthebbende.

Een staat van de gevraagde reiskosten moet door de vroedvrouw voor eensluidend worden verklaard en door de rechthebbende worden medeondertekend.

§ 2. De vroedvrouw mag vrij reiskosten vorderen behalve voor de verplaatsingen in het raam van de prenatale zittingen in geval van een risicozwangerschap en voor twee huisbezoeken in de twaalf prenatale zittingen (verstrekkingen 422030 en 422052) die twee keer 10 km (heen en terug) niet overschrijden.

De rechthebbende moet vooraf worden ingelicht over het bedrag van de reiskosten.”

Wat betreft de verplaatsingskosten zoals bedoeld in art. 5, §1 van de Nationale overeenkomst tussen de vroedvrouwen en de verzekeringstellingen, dient u deze te beschouwen als vergoedbare verstrekkingen waarvoor u de derdebetalersregeling kan toepassen. Indien u deze verstrekkingen aan de patiënt aanrekent, wordt het persoonlijk aandeel in de MAF-teller opgenomen en wordt het daadwerkelijk door de patiënt betaald bedrag vermeld op het deel ‘ontvangstbewijs’.

Wat betreft de verplaatsingskosten zoals bedoeld in art. 5, §2 van de Nationale overeenkomst tussen de vroedvrouwen en de verzekeringstellingen, dient u deze te beschouwen als niet-vergoedbare verstrekkingen waarvoor u niet de derdebetalersregeling kan toepassen. Deze verstrekkingen worden niet opgenomen in de MAF-teller aangezien er geen tussenkomst is vanuit de verplichte ziekteverzekering. In geval van cumulatie met vergoedbare verstrekkingen, dienen de bedragen met betrekking tot de niet-vergoedbare verstrekkingen hernomen te worden op het bewijsstuk om aan de patiënt uit te reiken.

Niet-geconventioneerde vroedvrouwen

Het deel ‘ontvangstbewijs’ vermeldt het volledige bedrag die een niet-geconventioneerde vroedvrouw aanrekent aan de patiënt.

(Antwoord van het RIZIV - contactpunt "Attesteren van verstrekkingen" op 13/12/2016)

Update: 20/12/2016

Is de uitgestelde afdruk van GVH (door bijvoorbeeld een enkele afdruk op het einde van de maand) verenigbaar met de verplichting om het deel “ontvangstbewijs” uit te reiken aan de patiënt?

De praktijk van uitgestelde afdruk van GVH kan niet meer gebruikt worden. Sinds 1 juli 2015 dient immers het van de patiënt ontvangen bedrag voor de verrichte verstrekkingen vermeld te worden op het deel “ontvangstbewijs” van het getuigschrift, dat aan de patiënt dient uitgereikt te worden. Een delegatie van handtekening kan worden gegeven aan een medisch secretariaat of aan een medewerker die gemachtigd is om het door de patiënt betaalde bedrag te ontvangen.

(Antwoord van het RIZIV - contactpunt "Attesteren van verstrekkingen" - 13/12/2016)

Update: 20/12/2016

 

Heeft een vroedvrouw verschillende Riziv-nummers nodig voor verpleegkundige verstrekkingen en voor verloskundige verstrekkingen?

Artikel 8 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen bepaalt:

“Art. 8. § 1. De volgende verstrekkingen worden beschouwd als verstrekkingen waarvoor de bekwaming van gegradueerde verpleegkundigen of met dezen gelijkgestelden, vroedvrouwen, verpleegkundigen met brevet, verpleegassistenten / ziekenhuisassistenten of met dezen gelijkgestelden, hierna beoefenaars van de verpleegkunde genoemd (W), vereist is. Voor de specifieke technische verpleegkundige verstrekkingen, bedoeld in rubriek III van § 1, 1°, 2°, 3° en 3°bis is evenwel de bekwaming van gegradueerde verpleegkundige of met deze gelijkgestelde, vroedvrouw of verpleegkundige met brevet vereist. (…)"

Een vroedvrouw kan in principe alle verstrekkingen verrichten van artikel 8 van de nomenclatuur. Om praktische redenen dient ze echter een apart Riziv-nummer te vragen voor de verpleegkundige verstrekkingen. De betrekkingen tussen de vroedvrouwen en de verzekeringsinstellingen, enerzijds, en de betrekkingen tussen de verpleegkundigen en de verzekeringsinstellingen, anderzijds, worden immers geregeld door aparte nationale overeenkomsten. Ook bv. de regels betreffende facturatie van verstrekkingen zijn verschillend.

(Antwoord RIZIV op 18/01/2017)

Update: 23/01/2017

Dient een vroedvrouw voor haar verpleegkundige verstrekkingen en verloskundige verstrekkingen slechts over één KBO-nummer als innende instantie te beschikken?

 

Artikel 73quater van de gecoördineerde wet bepaalt:

Art. 73quater § 1. Is gehouden zich in te schrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen om een ondernemingsnummer te krijgen : 

1° elke rechtspersoon naar Belgisch recht en elke rechtspersoon naar buitenlands en internationaal recht die beschikt over een zetel in België, waarvan zorgverleners in de zin van  artikel 2, n), die hun economische en beroepsactiviteiten in hoofdberoep of in bijberoep in het kader van deze wet uitoefenen, deel uitmaken; 

2° elke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, waarvan zorgverleners in de zin van  artikel 2, n), die hun economische en beroepsactiviteiten in hoofdberoep of in bijberoep in het kader van deze wet uitoefenen, deel uitmaken; 

3° elke fysieke persoon, zorgverlener in de zin van  artikel 2, n), die als zelfstandige een economische en beroepsactiviteit in hoofdberoep of in bijberoep in het kader van deze wet uitoefent. (…)”

Het KBO-nummer dat op het ontvangstbewijs moet worden vermeld, is het nummer van de entiteit die de honoraria int (voor rekening waarvan het bedrag wordt ontvangen).

Afhankelijk van het geval gaat het om:

  • het KBO-nummer als zorgverlener (indien de betrokkene haar activiteit uitoefent als natuurlijke persoon en de verstrekking voor eigen rekening verricht)
  • het KBO-nummer van de instelling indien ze de verstrekking verricht voor rekening van die instelling
  • het KBO-nummer dat aan de vennootschap is toegekend indien ze de verstrekking  verricht voor rekening van haar eigen vennootschap.

Er is geen verplichting om een apart KBO-nummer te hebben voor verpleegkundige verstrekkingen en voor verloskundige verstrekkingen.

(Antwoord RIZIV op 18/01/2017)

Update: 23/01/2017

 

Klopt het dat voor verpleegkundige prestaties geen getuigschrift voor verstrekte hulp meer moet worden uitgereikt?

Artikel 6 van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bepaalt:

“Art. 6 § 1. De vergoedingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging worden verleend op voorwaarde dat aan de verzekeringsinstelling is afgeleverd:

1° een getuigschrift van verzorging, conform het model vervat in bijlage 1, wanneer het gaat om verstrekkingen  verleend door de vroedvrouwen, de verpleegkundigen en de kinesitherapeuten; (…)”

Sedert 1 juli 2015 moeten de verpleegkundige verstrekkingen bij toepassing van de derdebetalersregeling verplicht worden gefactureerd via het elektronisch netwerk MyCareNet (art. 53, § 1, zesde lid van de gecoördineerde wet). In dat geval moet geen getuigschrift meer worden uitgereikt aan de patiënt maar wel een bewijsstuk (art. 53, § 1/2 van de gecoördineerde wet).

(Antwoord RIZIV op 18/01/2017)

Update: 23/02/2017

Moet de vroedvrouw de kilometervergoeding op het ontvangstbewijs vermelden?

Op het deel ontvangstbewijs moet het van de patiënt ontvangen bedrag worden vermeld, ook al is dat gelijk aan "0". Het ontvangen bedrag omvat het totaalbedrag dat door de patiënt is betaald, contant of via bankkaart, volledig of gedeeltelijk:

  • van de honoraria
  • van de persoonlijke aandelen
  • van de supplementen

In het kader van de derdebetalersregeling wordt enkel het totaalbedrag betaald door de patiënt vermeld en niet het bedrag van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering die rechtstreeks door het ziekenfonds ten laste genomen zal worden.

Als de patiënt een kilometervergoeding heeft betaald, moet deze dus eveneens op het ontvangstbewijs worden vermeld.

(Antwoord van het RIZIV op 18/01/2017)

 

Dient de kilometervergoeding die de vroedvrouw vrij mag vragen, als niet-vergoedbare verstrekkingen op het bewijsstuk te worden vermeld?

De reiskosten bedoeld in art. 5, § 1 van de Nationale overeenkomst tussen de vroedvrouwen en de verzekeringsinstellingen, dienen te worden beschouwd als vergoedbare verstrekkingen

De reiskosten die vrij mogen worden gevraagd (art. 5, § 2 van de Nationale overeenkomst tussen de vroedvrouwen en de verzekeringstellingen), dienen te worden beschouwd als niet-vergoedbare verstrekkingen. Aangezien de vroedvrouw in deze hypothese zowel vergoedbare als niet-vergoedbare verstrekkingen aanrekent, dient ze een bewijsstuk uit te reiken waarop o.m. die kilometervergoeding wordt vermeld.

(Antwoord van het RIZIV op 18/01/2017)

Update: 23/01/2017

 

Moet de vroedvrouw een staat van de reiskosten opmaken om in regel te zijn?

Ja. Overeenkomstig artikel 5, § 1, tweede lid, van de Nationale overeenkomst tussen de vroedvrouwen en de verzekeringsinstellingen moet een staat van de gevraagde reiskosten door de vroedvrouw voor eensluidend worden verklaard en door de rechthebbende worden medeondertekend.

(Antwoord van het RIZIV op 18/01/2017)

Update: 23/01/2017

 

Mag je in een praktijk met meerdere vroedvrouwen dezelfde doos kettingformulieren getuigschriften gebruiken voor alle vroedvrouwen van de praktijk?

Groepsnummer voor derdebetalersregeling- Verzamelgetuigschrift model D

A/ Groepsnummer:

Met een groepsnummer derdebetalersregeling kan een praktijk, die uit meerdere vroedvrouwen bestaat, de betaling van haar verstrekkingen op één bankrekeningnummer ontvangen. Sinds 1 oktober 2015 kan ook een groep met niet-geconventioneerde  vroedvrouwen een groepsnummer derdebetalersregeling verkrijgen aangezien ook zij de derdebetalersregeling kunnen toepassen. Het is dus niet meer nodig als vroedvrouw om aan het RIZIV te melden of men al dan niet de derdebetalersregeling wenst toe te passen.

Heden (08/2022) kan dit groepsnummer niet worden aangevraagd omdat e-Health op naam werkt. Indien er een oplossing gevonden wordt, kan
dit op een later tijdstip (nog niet bepaald) wel terug worden aangevraagd.

 

B/ Verzamelgetuigschrift "model D":

Voor de facturatie maakt men in een groepering van vroedvrouwen gebruik van verzamelgetuigschriften "model D".

Dit type getuigschrift voor verstrekte hulp laat toe om op één document alle verstrekkingen van verschillende vroedvrouwen te groeperen die uitgevoerd werden ten voordele van een welbepaalde patiënte, zelfs op verschillende data. Alle verstrekkingen worden dus "in blok" in rekening gebracht. In tegenstelling tot de andere getuigschriften voor verstrekte hulp wordt dit model in lengte geschreven en gelezen.

Bovenop de gegevens van de patiënte, worden lijn per lijn, de nomenclatuurcodes en de data van hun uitvoering genoteerd, vervolgens de identiteit van de diverse zorgverstrekkers via hun RIZIV-nummer en naam. De eigenheid van het verzamelgetuigschrift "model D" is dat de verschillende bedragen ( ten laste van de verzekeringsinstelling, ten laste van de patiënte en totaal) duidelijk op het getuigschrift figureren, in de kolommen ad hoc.

Voorwaarden:

- voor elke verstrekking moet de zorgverlener ( vroedvrouw ) die de verstrekking heeft uitgevoerd geïdentificeerd ( naam, RIZIV-nummer) worden

- het getuigschrift wordt ondertekend door een zorgverlener die deel uitmaakt van het beroep waartoe de geattesteerde verstrekkingen behoren ( vroedvrouw) of een geneesheer.

- aanwezigheid van interne documenten

- aanwezigheid van een lastgeving

- handtekenen rechts onderaan: "Ik bevestig over documenten te beschikken die bewijzen dat de verstrekkingen werden uitgevoerd door de beoefenaar wiens naam er tegenover staat"

Antwoord RIZIV, mail 28/02/2017

Kan een groep niet-geconventioneerde vroedvrouwen ook een groepsnummer derdebetaler aanvragen?

Ja. Een groepering met niet-geconventioneerde zorgverleners kan ook een groepsnummer derdebetaler toegekend krijgen, aangezien ook niet-geconventioneerde zorgverleners sedert 1 oktober 2015 de derdebetalersregeling kunnen toepassen.

Heden (08/2022) kan dit groepsnummer niet worden aangevraagd omdat e-Health op naam werkt. Indien er een oplossing gevonden wordt, kan
dit op een later tijdstip (nog niet bepaald) wel terug worden aangevraagd.

Welk KBO nummer moet een vroedvrouwenpraktijk gebruiken die verzamelgetuigschriften model D gebruikt en de verstrekkingen via een groepsnummer aanrekent?

Op de getuigschriften dient het te vermelden KBO-nummer het nummer te zijn van de entiteit die de honoraria int (voor rekening waarvan het bedrag wordt ontvangen). Afhankelijk van het geval gaat het om:

  •          het KBO-nummer van de zorgverlener (indien de zorgverlener de activiteit uitoefent als natuurlijke persoon en hij/zij de verstrekking voor eigen rekening verricht)
  •          het KBO-nummer van de instelling indien de zorgverlener de verstrekking verricht voor rekening van die instelling
  •          het KBO-nummer dat aan de vennootschap van de zorgverlener is toegekend indien de zorgverlener de verstrekking verricht voor rekening van de eigen vennootschap.

Indien er geen vennootschap is en het gaat om een feitelijke vereniging, dan zijn volgende hypotheses mogelijk:

  •         Een feitelijke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid kan tijdelijk  beschikken over een pseudo-ondernemingsnummer;
  •         Een van de leden van de feitelijke vereniging gebruikt zijn of haar KBO-nummer. Indien hij/zij voor rekening van de andere leden de bedragen int en vervolgens  aan de overige leden uitkeert, dan gelden er wel fiscale verplichtingen (bijv. fiscale fiches).

Een delegatie van handtekening van het deel “ontvangstbewijs" is inderdaad mogelijk. De ondertekenaar van het ontvangstbewijs is dus niet noodzakelijk steeds dezelfde persoon als de ondertekenaar van de verrichte verstrekkingen.

Elke individuele zorgverlener (natuurlijk persoon) die als zelfstandige een economische beroepsactiviteit in hoofdberoep of in bijberoep in het kader van GVU-wet uitoefent, dient te beschikken over een KBO-nummer (artikel 73quater, §1, 4°, GVU-wet). Enkel indien de individuele zorgverlener zijn/haar activiteiten in dienstverband (met arbeidsovereenkomst) uitoefent, is er geen verplichting om te beschikken over een KBO-nummer.

Antwoord RIZIV, mail 27/02/2017

 

Indien het over een geplande thuisbevalling gaat en de placenta wordt in het ziekenhuis geboren om reden van niet spontaan vlotte placentageboorte... wie mag de bevalling aanrekenen?

A. Probleemstelling

Indien het over een geplande thuisbevalling gaat en de placenta wordt in het ziekenhuis geboren om reden van niet spontaan vlotte placentageboorte... wie mag de bevalling aanrekenen?

B. Algemeen wettelijk kader

artikel 9 nomenclatuur: verlossingen  

C. Advies

Er is geen specifieke interpretatieregel bij artikel 9 van de nomenclatuur voor verlossingen die op deze vraag een antwoord biedt. Er wordt in artikel 9 niet bepaald wat onder een verlossing wordt begrepen. 

Als we echter kijken naar art. 9, c, zijnde handelingen waarvoor "de bekwaming van geneesheer-specialist voor gynecologie en verloskunde (DG) vereist is", dan zien we dat er specifieke nomenclatuurnummers zijn voor pathologie na de geboorte van het kind, bv. manuele afhaling placenta en perineumhechting.

Dus indien er sprake is van een manuele afhaling na ziekenhuistransfer, dan rekent de vroedvrouw de verlossing aan en rekent de arts de manuele afhaling aan. Geen discussie. Dezelfde redenering gaat op bij een transfer wegens een gecompliceerde scheur, waarbij hechting door een arts is vereist. De vroedvrouw kan de verlossing aanrekenen. De arts rekent het specifieke nomenclatuurnummer aan voor deze vorm van pathologie.

Dit impliceert logischerwijze dat de vergoeding voor assistentie bij de spontane (maar laattijdige) geboorte van de placenta, onder de noemer van 'verlossing' valt. Heeft de vroedvrouw de verlossing buiten het ziekenhuis gedaan, dan rijst het probleem van extra honorarium voor de arts. De nomenclatuur voorziet daarin geen oplossing. 

Bijgevolg dienen vroedvrouw en arts tot een akkoord te komen. Het is aangewezen dat de vroedvrouw die de verlossing van het kind heeft gedaan, de verlossing aanrekent en de kennisgeving (zie vorig advies) doet, maar bv. een deel van het honorarium afstaat aan de arts/ziekenhuis indien gewenst. Het ziekenhuis kan hiervoor een factuur opmaken. Een dergelijke situatie kan geregeld worden in een samenwerkingsovereenkomst tussen vroedvrouw en ziekenhuis, zodat er bij een concrete casus geen discussie meer is.

Besluit

Voor bepaalde pathologie, ontstaan na de verlossing van het kind door de vroedvrouw, bestaan specifieke nomenclatuurnummers die alleen de arts mag aanrekenen, bv. manuele afhaling van de placenta. Buiten deze situaties kan er contractueel gezien een verdeling van het honorarium voor de verlossing worden afgesproken tussen vroedvrouw en arts/ziekenhuis.

Marlies Eggermont, advocaat
20 oktober 2020

Nomenclatuur

Welke wijzigingen brengt de vijfde wijzigingsclausule bij de nationale overeenkomst V/96 met zich mee?

 

Begin Januari 2013 kregen alle vroedvrouwen een omzendbrief vanuit het RIZIV. Bij het lezen van de brief kwamen een aantal vragen die we alvast hier willen uitklaren.

Een vroedvrouw is vrij tot de conventie (Nationale Overeenkomst) toe te treden. Indien ze de keuze maakt om de Nationale Overeenkomst niet te tekenen, dan heeft dit consequenties voor haar cliënteel. De vroedvrouw zelf is niet gebonden aan de regels van de Nationale Overeenkomst.

Als de vroedvrouw wel tot de conventie toetreedt, dan moet ze zich aan de afspraken houden die in die conventie zijn opgenomen.

Enkel indien de vroedvrouw de Nationale Overeenkomst ondertekent, kan zij opteren voor derdebetalersregeling. Indien zij kiest voor derdebetalersregeling, geldt dit voor alle door haar uitgevoerde verstrekkingen en zal zij vanaf 1 februari 2013 alle verstrekkingen, zonder uitzondering, moeten verrekenen via derdebetalersregeling.

Deze informatie werd nagekeken door het RIZIV en bevestigd. Een verduidelijking vanuit het RIZIV zelf volgt nog.

Wanneer er toch nog vragen zijn na deze verduidelijking mag u gerust contact opnemen via info@vroedvrouwen.be. We zullen u zo correct mogelijk een antwoord bezorgen.

 

Hoe zit het met de twee huisbezoeken in de twaalf prenatale zittingen (verstrekkingen 422030 en 422052) die twee keer 10 km (heen en terug) niet overschrijden waarvoor geen vrije reiskosten mogen aangerekend worden?

n de Nationale Overeenkomst tussen vroedvrouwen en verzekeringsinstellingen staat

§ 2. De vroedvrouw mag vrij reiskosten vorderen behalve voor de verplaatsingen in het raam van de prenatale zittingen in geval van een risicozwangerschap en "voor twee huisbezoeken in de twaalf prenatale zittingen (verstrekkingen 422030 en 422052) die twee keer 10 km (heen en terug) niet overschrijden." 

1) Wordt voor de eerste 2 prenatale huisbezoeken door de mutualiteit automatisch reisonkosten naar rata van 0.26eur per km bijgeteld? Moet hier geen code voor worden genoteerd?

2) Mag bij het overschrijden van 20km (heen+terug) wel vrij reiskosten worden aangerekend aan de cliënt voor het aantal km boven de 20km?

3) Mag bij de 10 overige prenatale huisbezoeken (onder code 422052) de reiskost wel vrij worden gevorderd en naar de werkelijk gereden kilometers? 

 

Wanneer kan de geconventioneerde vroedvrouw vrij reiskosten vragen aan de patiënt ? Let op de 2 elementen die ingevoegd worden na “behalve voor” in de tekst van de Overeenkomst :

  • NIET voor zittingen risicozwangerschap 422870 en 422892. Dan zal de code 422973 moeten gebruikt worden, met de  wettelijke vergoeding reiskosten (zie boven, ook voor de berekeningswijze).  Enkel voor deze reiskosten is er een wettelijke ZIV-vergoeding voorzien.
  • NIET voor 2 van de twaalf mogelijke prenatale huisbezoeken (we denken in deze context dan vooral aan  422030 en 422052 omdat deze thuis plaatsvinden, het moeten niet noodzakelijk de eerste twee zijn), en voor zover deze twee huisbezoeken    
    de 2 X 10km (dus heen en terug) niet overschrijden. Voor de overige tien prenatale zittingen mag de vroedvrouw vrij reiskosten vragen aan de patiënt, wat ook de afstand zou zijn. Als er bij de 12 mogelijke huisbezoeken geen enkele is die < 2 X 
    10km, dan kan de vroedvrouw in principe voor elk huisbezoek vrij reiskosten vragen. NB : de reiskosten bij deze huisbezoeken hebben nooit een aparte wettelijke tussenkomst zoals bij de risicozwangerschap.
  • In principe kan de geconventioneerde vroedvrouw dus voor alle andere zittingen die ze thuis bij de patiënte verricht vrij haar reiskosten vragen, zolang ze de patiënt daarover op voorhand informeert.

Antwoord van de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten Brussel, mail 27/02/2017

​Is cumulatie van verstrekkingen van "postnataal toezicht en verzorging" en borstvoedingsraadplegingen tijdens één verzorgingsdag mogelijk?

Op de laatste vergadering van de Overeenkomstencommissie  Vroedvrouwen-Verzekeringsinstellingen van 21 februari 2017 werd een cumulverbod voor deze verstrekkingen ingevoerd: de verstrekkingen 422811, 428536, 428551, 422833, 428573, 428595, 422855, 428610 en 428632 kunnen niet worden geattesteerd indien, tijdens dezelfde verzorgingsdag, ook een verstrekking 422435, 428492, 428514, 422472, 428691 of 428713 werd verleend en geattesteerd.

(Antwoord RIZIV mail 27/02/2017)

Update: 7/6/2017

Hoe zit het met de terugbetaling voor voorbereiding op bevalling?

in de nomenclatuur staat:

422096 Individuele voorbereiding thuis 

Per parturiënte en per dag mag slechts één van de verstrekkingen 422096, 428374, 428396, 422111, 428411, 422133 en 428433 worden aangerekend en in totaal worden die verstrekkingen per zwangerschap tot maximaal de waarde V 120 terugbetaald.

Er staat een vergoeding van 17,50 eur (kolom A).

Stel dat de vroedvrouw 30 eur vraagt, is dit dan slechts gedeeltelijk (17,50eur) vergoed via derdebetalersregeling of kan de hele 30 euro via derdebetalersregeling gevorderd zolang de kraamvrouw nog geen individuele voorbereidingen tot een waarde van V 120 heeft bereikt? 

De maximumwaarde V 120 wordt berekend in de context van de overeenkomst waarin het honorarium van de verstrekkingen is vastgelegd (voor die individuele voorbereiding is dat V 10 per verstrekking). Er is geen remgeld, dus is de wettelijke terugbetaling gelijk aan het honorarium. De terugbetaling kan dus niet hoger liggen dan het wettelijk vastgelegd honorarium van 17,50 euro. In de praktijk komt dit opgelegde maximum van V 120 dus neer op maximaal 12 aanrekenbare zittingen.

Antwoord Landsbond der Christelijke Mutualiteiten Brussel, mail 27/02/2017

Welke reisonkosten worden vergoed door het RIZIV?

Binnen de nomenclatuur zijn er reiskosten die vergoed worden door het RIZIV, namelijk deze in in het raam van de prenatale zittingen van een risico-zwangerschap. In het raam van alle andere verstrekkingen opgenomen in de nomenclatuur worden reiskosten niet vergoed door het RIZIV maar staat het de vroedvrouw vrij om hiervoor zelf een bedrag te vragen. Sommige mutualiteiten en/of hospitalisatieverzekeringen betalen deze kosten geheel of gedeeltelijk terug. 

Reiskostenvergoeding  in het raam van de prenatale zittingen van een risicozwangerschap:

  • € 0,30/km pseudo-codenummer 422973 (indexatie 1/1/2024)
  • voor de twee huisbezoeken in de prenatale zittingen zijn de reiskosten tot 10 km (heen en terug) inbegrepen

Voorwaarde: De kostprijs hiervan moet duidelijk afgesproken en door beide partijen (vroedvrouw en patiënt) ondertekend worden 

Raadpleeg hier een voorbeelddocument "Overeenkomst Reiskosten"

 

 

Blijf je nog op je honger zitten, kan je geen antwoord vinden op je vraag? Contacteer ons via het contactformulier of neem telefonisch contact met ons op.