Aanbeveling 24: Borstvoedingsvoorlichting

Voeding neemt een centrale plaats in binnen de postnatale periode. Een goede voedingstoestand van de baby doet het risico op levensbedreigende aandoeningen dalen (Helsloot & Walraevens, 2015). Moedermelk wordt internationaal gezien als de norm en geadviseerd wordt dat moeders ten minste 6 maanden exclusief borstvoeding geven (BFI, 2013; NICE, 2006, updated 2014; WHO, 2006).


AANBEVELING 24
Van de vroedvrouw wordt verwacht dat hij/zij aan lacterende moeders borstvoedingsondersteuning geeft vanaf het eerste voedingsmoment en daarbij gebruik maakt van een geëvalueerd, gestructureerd programma met als minimumstandaard het Baby Friendly Initiative (BFI) en dit volgens het zeven punten plan ter bescherming, promotie en ondersteuning van borstvoeding in de maatschappelijke gezondheidszorg.
(BFI, 2013; Flaherman, et al., 2012; Friedman & Spitzer, 2004; Hannula, et al., 2008; KNOV, 2012; Kronborg, et al., 2012; Lewallen, et al., 2006; NICE, 2006; NICE, 2013; Renfrew, et al., 2012; de Vos & Graafmans, 2007).

Van de vroedvrouw wordt verwacht dat zij op een babyvriendelijke manier zorg biedt en het geven van borstvoeding promoot en ondersteunt. Daarnaast wordt verwacht dat zij de Internationale Code voor het op de markt brengen van vervangingsmiddelen voor moedermelk (WGO) respecteert.

Het BFHI werd in 1991 gelanceerd door de WHO en UNICEF (United Nations Children's Fund), ter bescherming, bevordering en ondersteuning van borstvoeding in en door zorginstellingen. De WHO en UNICEF ontwikkelden de volgende 10 vuistregels voor gezondheidsinstellingen voor het welslagen van de borstvoeding. Alle instellingen voor moeder- en kindzorg dienen er voor zorg te dragen:
 

1. Dat zij een borstvoedingsbeleid op papier hebben, dat standaard bekend wordt gemaakt aan alle betrokken medewerkers;

2. Dat alle betrokken medewerkers de vaardigheden aanleren, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van dat beleid;

3. Dat alle zwangere vrouwen voorgelicht worden over de voordelen en de praktijk van de borstvoeding.

4. Dat moeders binnen een uur na de geboorte van hun kind worden geholpen met borstvoeding geven;

5. Dat aan vrouwen wordt uitgelegd hoe ze hun baby moeten aanleggen en hoe zij de melkproductie in stand kunnen houden, zelfs als de baby van de moeder moet worden gescheiden;

6. Dat pasgeborenen geen andere voeding dan borstvoeding krijgen, noch extra vocht, tenzij op medische indicatie;

7. Dat moeder en kind dag en nacht bij elkaar op een kamer mogen blijven.

8. Dat borstvoeding op verzoek van het kind wordt nagestreefd.

9. Dat aan pasgeborenen die borstvoeding krijgen geen speen of fopspeen wordt gegeven;

10. Dat zij contacten onderhouden met andere instellingen en disciplines over de begeleiding van borstvoeding en dat zij de ouders verwijzen naar borstvoedingsorganisaties.

 

Het ‘Zeven Punten Plan ter Bescherming, Promotie en Ondersteuning van Borstvoeding in de Maatschappelijke Gezondheidszorg’ is een instrument om borstvoeding te bevorderen en te ondersteunen gedurende de eerste levensmaanden van het kind en daarna. Het 7-punten plan is een goede aanvulling op de 10 vuistregels voor het welslagen van de borstvoeding aangezien het staat voor een optimale ondersteuning van borstvoeding tot lang na de geboorte.

1. Er is een borstvoedingsbeleid op papier dat standaard bekend gemaakt wordt aan alle medewerkers.

2. Alle betrokken medewerkers leren de vaardigheden aan die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dat beleid.

3. Alle zwangere cliënten/patiënten worden ingelicht over het belang en de praktijk van borstvoeding geven.

4. Vrouwen die borstvoeding geven, worden daarin gestimuleerd en ondersteund.

5. Aan vrouwen die borstvoeding geven, wordt uitgelegd dat het kind tot de leeftijd van ongeveer zes maanden over het algemeen geen andere voeding nodig heeft dan moedermelk en dat de borstvoeding gecombineerd met andere voedingsmiddelen, daarna kan doorgaan zolang moeder en kind dat wensen.

6. Er wordt voorlichting gegeven over de mogelijkheden van het combineren van borstvoeding met werk (of studie) buitenshuis. 7. Er worden contacten onderhouden met andere organisaties en zorgverleners en de ouders worden verwezen naar borstvoedingsorganisaties.

 

Organisaties in Vlaanderen die goede zorg leveren op vlak van borstvoeding kunnen bekroond worden met het certificaat ‘Borstvoedingsvriendelijke Organisatie’ door de implementatie van het ‘Zeven Punten Plan ter Bescherming, Promotie en Ondersteuning van Borstvoeding in de Maatschappelijke Gezondheidszorg’. Het verwerven van een borstvoedingscertificaat wordt sterk aangemoedigd.